© Grabandt Management B.V, laatste update augustus 2019
Bevingsschade goed herkenbaar
(Het volgende artikel is verschenen in de Volkskrant Volkskrant (Opinie & Debat) op 29 januari
2014)
Dat het overgrote deel van de schade aan woningen in Groningen niet het gevolg zou zijn van
aardbevingen in relatie tot de gaswinning, zoals Bram van Weele betoogt (O&D , 24 januari),
is een stelling die volstrekt ongefundeerd is en geen recht doet aan getroffenen die soms
ernstige schade hebben en met onbewoonbare of onverkoopbare woningen zitten.
Het betoog van Van Weele is natuurlijk koren op de molen van de NAM, die toch al niet zo
scheutig is met het vergoeden van aardbevingsschade in relatie tot de gaswinning. Met een
zuivere analyse en beoordeling van individuele schadegevallen heeft Van Weeles betoog
echter niets te maken.
Als expert heb ik de schade aan diverse panden in Middelstum en Kantens geanalyseerd en
de causaliteit tussen deze schade en aardbevingen vastgesteld.
In één geval betrof het een ondeugdelijk uitgevoerde verbouwing waardoor ernstige
verzakking in een aanbouw was ontstaan. Een aardbeving heeft vervolgens nog voor een
extra scheurtje gezorgd. Als expert moet je dan concluderen dat slechts 5% à 10% van de
schade voor rekening komt van de veroorzaker van de aardbevingen: de gaswinning.
In een ander geval betrof het een kapitale Groningse boerderij, waarvan het voorhuis in de
loop van ruim honderd jaar behoorlijk was verzakt. Maar hoewel het huis scheef stond, was er
nog prima in te leven. Een forse beving heeft er echter toe geleid dat de grond onder het
woonhuis bezweek en het pand in één keer een even zo grote zakking en scheefstand erbij
kreeg.
In technische zin was de beving dus verantwoordelijk voor de helft van de scheefstand, echter
de veroorzaakte schade door de beving in geld uitgedrukt was minimaal 80% van de totale
schade. De overige onderzochte panden zaten qua schadepercentages die toe te rekenen
zijn aan aardbevingen tussen de bovengenoemde gevallen in.
De bovenstaande voorbeelden gelden voor nagenoeg elk schadegeval, ook voor gevallen met
andere oorzaken dan aardbevingen. Mijn ervaring is dat elk pand en elke schade zijn eigen
historie heeft. Elk schadegeval moet dan ook afzonderlijk worden bestudeerd, waarbij alle
betrokken oorzaken worden bepaald. Meestal gebeurt dit door alle mogelijkheden te
beschouwen en de niet van toepassing zijnde te elimineren. Dan blijven er één of meerdere
oorzaken over. Vervolgens moet voor elk van deze worden bepaald voor welk deel van de
totale schade zij verantwoordelijk kunnen worden gesteld. Dit vergt specialistische kennis en
inzicht en meestal ook technische berekeningen.
Lichte schade aan panden komt in Nederland veelvuldig voor, niet alleen in Groningen. Dit is
het gevolg van de natuurlijke, zettingsgevoelige ondergrond in grote delen van Nederland in
combinatie met ouderdom van de panden, de vroeger toegepaste funderings- en
bouwtechnieken en fysische invloeden zoals temperatuurverschillen, water, vorst, etc. In
zoverre ben ik het eens met Van Weele.
Maar de stelling dat de meeste schade in aardbevingsgevoelige gebieden niets met de
gaswinning te maken heeft, kan niet standhouden. Verschillende oorzaken hebben namelijk
verschillende schadepatronen tot gevolg. Zo kan vaak worden vastgesteld welke schade is
ontstaan door een vroegere oorzaak en welke later is ontstaan als gevolg van bijvoorbeeld
een aardbeving. Bovendien kunnen er in een getroffen pand aanwijzingen worden gevonden
voor de eerdere schade en de mate ervan. Dit is echter het werk van experts, kennelijk is Van
Weele hier onvoldoende van op de hoogte. Nogmaals, elk schadegeval is anders en
algemeenheden zijn moeilijk te geven.
Een pand met enkele kleine scheurtjes in het metsel- en pleisterwerk, bijvoorbeeld ontstaan
door natuurlijke zakking of ouderdom, is in de meeste gevallen nog prima bewoonbaar. En dit
pand zou ook prima bewoonbaar gebleven zijn als er geen aardbeving geweest zou zijn. De
aardbeving kan dan niet verantwoordelijk worden gesteld voor alle schade, maar wel voor het
laatste gedeelte. En meestal geeft de latere oorzaak een veel grotere schade (in geld
uitgedrukt) dan eerdere oorzaken. Het lijkt dan ook niet meer dan redelijk, dat de veroorzaker
van de latere schade deze ook vergoedt.
Wat aan alle bewoners van panden in aardbevingsgevoelige gebieden aanbevolen kan
worden is om hun pand inwendig en uitwendig te fotograferen, eventueel in groepsverband
m.b.v. een schade-expert. De foto’s dienen gedateerd te zijn en bij voorkeur bij een notaris te
worden gedeponeerd. Discussie over schade die al opgetreden is, wordt hierdoor niet
weggenomen en is het terrein voor experts. Maar toekomstige schade, bijvoorbeeld in de
vorm van nieuwe scheuren of het vergroten van bestaande scheuren, die ontstaat bij een
volgende aardbeving, is veel gemakkelijker aan te tonen.
Om in zijn algemeenheid te stellen dat schadepatronen aan panden zoals in Groningen
worden gevonden ook elders in Nederland gefotografeerd hadden kunnen worden is faliekant
onjuist, hoewel incidenteel parallellen zeker voor zullen komen. Deze stelling doet afbreuk aan
het feit dat aardbevingen vaak leiden tot duidelijk herkenbare schadepatronen, die echter
alleen door experts kunnen worden herkend. Het doet ook geen recht aan het feit dat elk
individueel schadegeval anders is en afzonderlijk dient te worden onderzocht.
———
Hans is als geotechnisch expert betrokken geweest bij enkele onderzoeken naar de
causaliteit tussen aardbevingen en schade aan panden in NO-Groningen.
Aanbesteding 40 stuwen
Medio mei is de aanbesteding gestart van het
project `Peilbeheer d.m.v. Stuwen` van het
waterschap Hollandse Delta. In dit project
worden circa 40 verouderde stuwen in één
keer vervangen. Aanbesteding geschiedt op
basis van een D&C-contract middels EMVI.
Vóór de bouwvakvakantie wordt het project
gegund, de oplevering is gepland begin 2015.
Grabandt Management BV heeft zowel het
contractmanagement als het technisch
management voor dit project verzorgd.
PROJECTMANAGEMENT
VAN INFRASTRUCTURELE
PROJECTEN